Over melkziekte wordt steeds meer bekend. Waar we 100 jaar geleden nog dachten dat melkziekte ontstond door een infectie rondom afkalven, waarbij bacteriële gifstoffen vrij kwamen, weten we nu dat het ontstaat door een tekort aan calcium in het bloed. Hierbij komt de serumconcentratie van calcium in het bloed onder de 2.3 mmol/L komt. Melkziekte uit zich in een klinische en een subklinische vorm. De klinische vorm is het bekende beeld waarin de koe futloos is, niet meer kan opstaan en een verminderde eetlust heeft. Het calcium tekort is ernstig, de koe heeft koude oren en het maag-darmkanaal komt stil te liggen, omdat er te weinig calcium is om de spieren te laten samentrekken. In het geval van subklinische melkziekte is er wel sprake van een calcium tekort in zekere mate maar is er aan de koe zelf nog niet zoveel te zien. Toch is de werking van de pens verminderd en trekt de baarmoeder slechter samen, waardoor verteringsstoornissen (bijv. een lebmaagdislocatie), kunnen ontstaan.
Melkziekte treedt op wanneer de calcium behoefte van de foetus toeneemt tegen het einde van de dracht. Tegelijkertijd begint de acute afgifte van calcium naar de melkklier om de biest te vormen. Hierdoor wordt de calciumbehoefte hoger dan wat de koe zelf kan aanvullen met calcium uit botten en het rantsoen. Dit wordt verergerd door stress en de afname van pensmotiliteit die met afkalven gepaard gaat. Niet alleen de opname van calcium zelf wordt hierdoor gehinderd, maar ook dat van vitamine D, waardoor de absorptie van calcium uit de darmen verstoord wordt. De daling in droge stof opname zal een negatieve energiebalans nog verder in de hand werken.
Deze voeropname dip is een interne risicofactor die het risico op melkziekte verhoogd. Andere interne risicofactoren zijn bijvoorbeeld een slag in de baarmoeder (torsio uteri), abnormale ligging van het kalf of de hierboven genoemde digestiestoornissen. Onderzoek heeft aangetoond dat koeien met een slag in de baarmoeder ook een te laag calcium hebben (0.35 – 1.92 mmol/L). Deze complicaties verergeren de voeropname dip rondom afkalven nog verder. Om de transitieperiode toch zo soepel mogelijk te laten verlopen, is het essentieel om een daling in droge stof opname zoveel mogelijk te voorkomen (zie figuur 1). Hierbij is ook extra supplementatie van calcium van belang, zodat de werking van de pens niet nog verder achteruitgaat. De daling van de droge stof opname zorgt niet alleen voor een tekort aan calcium, maar kan ook leiden tot leververvetting en op slepende melkziekte. Dit komt doordat de koe het tekort aan energie aanvult door vet te gaan verbranden, waarvan de restproducten (triacylglycerol of TAG) ophopen in de lever. Hoe vetter een koe uit de droogstand komt, hoe groter haar vetreserves zullen zijn. Bovendien zal een koe met leververvetting nog minder eten, wat het risico op melkziekte verder verhoogd. Door de voeropname dip te minimaliseren en extra calcium bij te geven blijft het calcium niveau op pijl. Hierdoor is ook is het risico op andere stofwisselingsziektes lager.
Kortom: melkziekte zelf wordt vaak opgemerkt, echter wordt de subklinische melkziekte nog te vaak over het hoofd gezien. Schroom niet om bij een afwijkende bevalling, bijvoorbeeld een slag in de baarmoeder of als de verlossing erg lang duurt, de koe extra te ondersteunen met calciumpillen.
Heeft u vragen over melkziekte, het droogstandsrantsoen of over het supplementeren van extra mineralen? Neem dan contact op met onze praktijk via 0348-442653, zodat onze dierenartsen u verder kunnen helpen.