Biestproject met Gezondheidsdienst voor Dieren

Afgelopen zomer heeft ULP in samenwerking met Royal GD een biestproject uitgevoerd. Aanleiding voor het biestproject zijn de nieuwe normen voor voldoende afweerstoffen in het bloed. In navolging van internationaal onderzoek heeft de GD de grenswaarde verhoogd van 15 naar 18gr/L. Om een referentiebeeld te krijgen hebben veehouders van 20 bedrijven met gemiddeld of weinig problemen in de jongvee-opfok biestkwaliteit gemeten met een refractometer. Verder werden van 3 opeenvolgende voedingen de tijd en hoeveelheid bij gehouden. Tenslotte hebben we bloed getapt voor IgG bepaling in het serum. Met behulp van een vragenlijst is inzicht verkregen in het biestmanagement op deze bedrijven.


Grafiek 1: Voorbeeld uitslag IgG bepaling. Het dunne groene lijntje toont de gemiddelde opname van biest gedurende 24 uur. De gele balkjes staan voor de opeenvolgende biestgiften aan het kalf.

Met de uitslag van 5 kalveren per bedrijf werd een mooi overzicht gegeven van de effectiviteit van het biestmanagement.

De uiteindelijke immuniteit (IgG-waarde in het bloed) blijkt afhankelijk van vele factoren. De resultaten tonen dat biestkwaliteit een basisvoorwaarde is (zie Grafiek 2) maar dat overig biestmanagement zeker zo belangrijk is. Met name de 1e biestgift lijkt essentieel: na de 1e gift vindt een versnelde sluiting van de darm plaats voor IgG-opname, zeker indien de biest een verhoogd kiemgetal bevat (verminderde reinheid). Daaruit blijkt dat het beter is om direct 4 liter biest te geven, dan 2×2 liter binnen 6 uur.


Grafiek 2: Hoge IgG in biest en een te lage IgG in serum komen heel weinig voor: indien biestwaarde BRIX boven de 23 is, dan is bloedwaarde IgG meestal boven de minimumwaarde van 10

Vanuit de enquête bleek dat met name de reinheid en bewaring een aandachtspunt kan zijn. Door bacteriën in de biest worden IgG gebonden, waardoor deze niet meer in de darm kunnen worden opgenomen. Daarnaast zorgt een verhoogd kiemgetal voor versnelde sluiting van de darm. Grote moleculen zoals IgG kunnen dan de darmwand niet meer passeren.

De belangrijkste conclusies van dit project zijn als volgt:

  • 36% van de biestmonsters met de refractometer bepaald bleek van onvoldoende kwaliteit (BRIX-waarde onder 23).
  • IgG waardes in het bloed waren voor 17% verlaagd, 32% attentiegebied en 51% goed.
  • Biestkwaliteit bepaalt voor slechts ca. 20% de IgG-bloedwaardes.
  • De snelheid van biestgift (Veel, Vlug, Vaak) bepaalt voor nog eens ca. 20% de IgG-opname.
  • Daarnaast zijn dus ook nog andere factoren mede bepalend voor optimale immuniteitsopbouw, waaronder reinheid (kiemgetal) en darmontwikkeling van kalf, en wellicht ook vitaliteit, geboortegewicht, ras, etc.
  • Meten is weten: met de informatie van de biestkwaliteit en -management en de IgG-uitslagen kregen veehouders verrassende inzichten en concrete verbeterpunten.

Tenslotte nog een paar tips:

  • Gebruik regelmatig een biestmeter (refractometer): Op het oog bepalen van biestkwaliteit is niet altijd betrouwbaar; enkele veehouders gaven aan verrast te zijn dat de BRIX-waardes af en toe heel anders waren (zowel hoger als lager) dan op basis van biestdikte verwacht was. Meet daarom regelmatig de biest van een paar afgekalfde koeien. Dit geeft tevens inzage of het goed gaat in de droogstand en transitie.
  • De 1e biestgift moet ad libitum zijn, dus zoveel als het kalf maar wil drinken. Soms wordt standaard 2 liter gegeven. Een grotere biestfles kan een oplossing zijn, of tussendoor bijvullen. Indien het kalf minder dan 1,5-2 liter drinkt is het verstandig met de sonde aan te vullen tot 4 liter.
  • Bewaar biest gekoeld en in gesloten verpakking. Vergelijk dit met een pak melk buiten de koelkast bewaren: zeker bij een temperatuur boven 20°C raakt melk snel bedorven, doordat bacteriën zich binnen 2 uur verdubbelen.
  • Verleng de biestperiode. Door gedurende de 1e week iedere dag een kopje biest (250ml) bij te geven worden ziektekiemen in de darm weggevangen en blijft de darm gezonder. Dit mag eventueel ook 2e of 3e biest zijn. Ingevroren biest in kleine porties, bijvoorbeeld ijsblokjes, is daarbij het meest praktisch.